De sollicitatiebrief die werkt
Drie keer schreef ik een sollicitatiebrief voor een vriend of vriendin. Drie keer volgde een sollicitatiegesprek. Waarom? Vanwege de onmiskenbare kwaliteiten van de kandidaten waarschijnlijk. Maar ook, zo vlei ik mezelf, door de onmiskenbare kwaliteiten van de tekst. Wat werkt nou eigenlijk goed in het tekstgenre sollicitatiebrief?
Opening met lef
‘Ik schrijf deze brief niet zelf. Schrijven is niet mijn sterkste kant. Maar praten wel. Ik heb overtuigingskracht. Ik kan goed samenwerken. Ik leg makkelijk contacten en heb een relevant netwerk. Dat zijn handige kwaliteiten voor de functie van salesmedewerker waarnaar u op zoek bent. Dat het klopt wat ik over mezelf zeg, blijkt uit deze brief, gratis voor mij geschreven door een professioneel tekstschrijver.’
Kun je met zo’n opening binnenkomen? Het artikel ‘Zo belandt een sollicitatiebrief niet onder op de stapel’ uit de Volkskrant van 12 oktober zingt de lof van een sterke beginzin in sollicitatiebrieven.
Een prikkelend begin, het nieuws vooraan, de lezer binnentrekken; wij tekstschrijvers doen niet anders dan sterk beginnen. Dus tip 1: afwijken van standaardzinnen als ‘Wat werd ik enthousiast bij het zien van de vacature voor <functie x> op uw website.’
Schipperen
Toch reageerde de sollicitant aan wie ik de vliegende start voorstelde met een ferme huiver. Zo’n opening, dat bleek toch een te kwetsbare opstelling. (Bovendien: ‘Een brief beginnen met ‘ik’ mag toch niet?’ Die verouderde conventie heb ik er meteen maar eens uit geramd.)
Een van de vaardigheden van tekstschrijvers is schipperen: uitvogelen waar het optimum ligt tussen wat communicatief sterk is en wat de opdrachtgever durft, kan of mag. Volgens de wet, de conventies of zijn baas.
Het compromis bleek: brieven die beginnen met ‘u’. ‘U zoekt een leerkracht met PABO-diploma en met ervaring in het speciaal onderwijs. Een leerkracht die kan omgaan met kinderen met samengestelde problemen op emotioneel, gedrags- en ontwikkelingsgebied. Dat diploma en die ervaring heb ik.’
Nog steeds een opening die opvalt. Eentje die afwijkt van de beginzinnen die sollicitanten knippen en plakken uit voorbeeldbrieven van internet en die zelfbewust eindigt. Bij deze formulering voelde de sollicitant die ik hielp zich comfortabel.
Doelgroep voor ogen
Bovendien is het een opening die aansluit bij succesfactor 2: schrijf voor je doelgroep. In het geval van een sollicitatiebrief: de recruiter of de directeur van het bedrijf die de brieven beoordeelt. Die moet zich aangesproken voelen.
Voor zo’n brief op maat leveren sollicitatietrainingen allerlei adviezen die hout snijden: bedrijf bellen, website lezen, medewerkers van het bedrijf bevragen.
In de tekst moeten die bevindingen terugkomen. Al was het alleen al in de juiste toon: formeel of losjes. Aansluiten bij de beleving van degene die de brief ontvangt, resulteerde in frases als: ‘Ik ben de verpersoonlijking van jullie missie: een doener met visie en een visionair die doet.’ Geen pareltje wellicht, wel een zin die tot een uitnodiging leidde.
Tonen, niet vertellen
Dat je niet moet zeggen wat je kan, maar het laten zien (‘show, don’t tell’) was een eyeopener voor degenen die ik hielp met een sollicitatiebrief. Hun brieven stonden voor het eerst bomvol voorbeelden die bewézen hoe communicatief vaardig, nauwkeurig, verantwoordelijk, zelfstandig, samenwerkingsgericht, flexibel en stressbestendig ze waren (want o, o, o, wat kunnen ook vacatures bol van de platitudes staan).
Parallellen trekken
Sollicitatiebrieven zitten gewoonlijk niet in mijn productenpakket. Toch bereikten ze het gewenste resultaat. Waarom? Ik gooi het op de parallellen die ik met andere tekstgenres trok: een prikkelend begin, inleven in de doelgroep, show, don’t tell en – niet te vergeten – een call to action als afsluiting, de vraag om een uitnodiging.
Uit het Volkskrantartikel (lees het web-broertje) blijkt dat dit precies de elementen zijn die een brief boven op de stapel doen belanden.